Het geluid van ganzen, vooral ’s nachts.
Het geluid van ganzen, vooral ’s nachts.
Het licht zien worden vanuit mijn bed.
Filosofie lezen (ook academische filosofie, dat er mensen zijn die zo serieus nadenken en proberen wat er is te begrijpen en in woorden te vatten).
In het bos lopen, alleen, zodat alles in het bos er met mij is en ik niks hoef te zeggen want het bos weet alles al.
Kou, zeker die eerste bijtende kou. Omdat die sneeuw belooft.
Sneeuw.
Lezen over sneeuw.
Een hond aaien, nee, dat een hond erom vraagt door mij geaaid te worden. Dichterbij het begrip uitverkoren hoef ik niet te komen.
Wittgenstein lezen.
Wit van Han Kang.
Lang wandelen. Met mijn voeten de aarde lezen, met elke stap meer deel worden van die aarde.
Vogels op (lantaarn)palen.
Treinreizen (toen ik long covid had ging ik soms naar de website van de NS om te kijken of er nog ergens vertragingen waren).
Kleuren. Vooral rood en groen, en geel natuurlijk, maar eigenlijk alle kleuren, zelf paars en de pasteltinten.
Het gedicht 43 uit 73 poems van e.e. cummings (may i be gay).
Het gedicht Don’t Hesitate van Mary Oliver.
Gedichten lezen uit een boek, niet van een scherm, al kan dat natuurlijk wel in geval van troostnood.
Dat er meer mensen zijn die zich inzetten voor de goede zaak.
Bevriende kunstwerken terugzien. Vaak bezochte musea bezoeken.
De gemeenschappen die andere dieren met elkaar vormen en waar ze geen mensen bij nodig hebben.
Toen ik ziek was ontleende ik veel troost aan de siernetels en spinnenplanten in de vensterbank en de elzen en wilgen in de tuin. Ze deden me voor hoe ik moest leven zonder te kunnen bewegen.
Bach instuderen.
Niet-menselijke zorg (en zorg van mensen voor niet-mensen).
Performance kunst uit de jaren zestig en zeventig (Laurie Anderson, Marina Abramovic, die richting).
Als er vogels over mijn hoofd vliegen.
In het najaar komen de spreeuwen elke schemering samen in de boom die voor de brandweerkazerne en het kantoortje van de lokale omroep staat. Af en toe zwermen ze een tijdje en dan komen ze weer terug.